In een pedagogische/educatieve doorgaande lijn gaat het om de doorgaande ontwikkeling van kinderen. Hier ligt een gezamenlijke pedagogische en educatieve visie aan ten grondslag. In de visie wordt ingegaan op hoe de partners willen omgaan met kinderen, wat ze willen bereiken en hoe ze daaraan gaan werken. Vanuit die visie worden programma’s, aanbod, werkwijzen, monitoring en overdracht op elkaar afgestemd.
De term partnerschap tussen ouders/verzorgers en scholen verwijst naar een gedeelde verantwoordelijkheid van peuterspeelzalen, kinderopvang, scholen en ouders, om de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen.
Partnerschap tussen ouders en peuterspeelzalen, kinderopvang en scholen gaat over gelijkwaardige samenwerking. Het woord ‘partner’ in partnerschap houdt in dat beide partners elkaar om raad vragen en elkaar steunen in de ontwikkeling van kinderen.
De begrippen thuisbetrokkenheid of ouderbetrokkenheid dekken niet helemaal het begrip educatief partnerschap, omdat deze bovenstaande begrippen niet uitgaan van gelijkwaardige samenwerking.
Een gemeente is een woonkern of groep van woonkernen met het bijbehorende gebied die samen worden bestuurd door een politiek apparaat.
Kennistafels worden opgezet om de verbinding tussen de onderwijspraktijk en (wetenschappelijk) onderzoek te versterken. Aan een kennistafel ontmoeten onderwijsprofessionals, onderzoekers, opleiders en beleidsmakers elkaar. Samen voeren zij een gesprek over de kennisbehoefte van de onderwijspraktijk. Relevante onderwerpen zijn: Wat zijn de belangrijkste kennisvragen? Welke kennis is reeds beschikbaar? Hoe kan die kennis het best ontsloten worden? En, tot slot, welk vervolgonderzoek is nodig?
Laaggeletterden hebben grote moeite met lezen, schrijven, rekenen of digitale vaardigheden. Mensen die laaggeletterd zijn, zijn geen analfabeten. Ze kunnen wel lezen en schrijven, maar beheersen niet het eindniveau vmbo of niveau mbo-2/3.
De Lokale Educatieve Agenda is geïntroduceerd als een instrument om het lokaal onderwijsbeleid vorm en inhoud te geven na de wetswijzigingen in het onderwijs(achterstanden)beleid in 2006. Het is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners om in ‘nieuwe verhoudingen’ (meer gelijkwaardige verhoudingen) tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid.
Een persoon is meertalig als deze afwisselend één of meerdere talen gebruikt in de communicatie met anderen. Hierbij gaat het niet om de beheersing van de taal, maar om het gebruik ervan. Je bent dus ook meertalig als je één taal vloeiend spreekt en een andere taal alleen begrijpt.
Nieuwkomers zijn personen die niet in Nederland geboren zijn, maar hierheen zijn gekomen met als doel voor langere tijd te blijven. De term nieuwkomers omvat dus ook vluchtelingen en statushouders, en daarnaast ook andere personen die naar Nederland zijn gekomen voor bijvoorbeeld gezinshereniging, studie of werk. Ze zijn korter dan één jaar in Nederland.
Een ouder is een individu dat een of meer nakomelingen heeft.
De Regionale Educatieve Agenda is geïntroduceerd als een instrument om het regionaal onderwijsbeleid vorm en inhoud te geven na de wetswijzigingen in het onderwijs(achterstanden)beleid in 2006. Het is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners om in ‘nieuwe verhoudingen’ (meer gelijkwaardige verhoudingen) tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid in de regio.
Een schoolbestuur is eindverantwoordelijk voor de scholen binnen het bestuur en het onderwijs dat er plaatsvindt.
Taalbeheersing is het vermogen om je uit te drukken in één of meer talen. Het gaat dus over het vermogen om te luisteren, spreken, lezen en schrijven op een coherente en begrijpelijke manier. Hier kunnen verschillende niveaus in worden onderscheiden.
Onder taalbewustzijn verstaan wij het vermogen om te kunnen reflecteren op taal en taalgebruik en dit gericht te kunnen verbeteren. Dit taalbewustzijn wordt gestimuleerd door impliciete kennis over taal naar boven te halen en zo bewust te maken. De impliciet aanwezige kennis heeft te maken met de omgeving waarin kinderen en jongeren opgroeien en gaat bijvoorbeeld over de afspraken die zijn gemaakt omtrent taalgebruik in een specifieke context.
Wordt meestal gebruikt als verschillen in taalbeheersing en prestaties op het gebied van taal zich structureel aftekenen langs de lijn van sociaaleconomische status of sociale, culturele en etnische achtergrond. Taalongelijkheid vertaalt zich, vanwege het belang van taalbeheersing, vaak in kansenongelijkheid.
Taalongelijkheid is een optelsom van taalachterstand en taalachterstelling.
De taal die je thuis met je vrienden of je ouders gebruikt om over alledaagse dingen te praten.
We gebruiken liever thuistaal of taal van je hart dan moedertaal. Moedertaal is de taal die iemand tijdens het opgroeien op een natuurlijke manier heeft geleerd.
Een verzorger is een persoon die betrokken is bij de dagelijkse zorg voor het kind van onze peuterspeelzalen, kinderdagverblijven of scholen en/of op hetzelfde adres als het kind woont.